Op kilometer twaalf, richting luchthaven, woont een internationale zustergemeenschap. Ze heeft er onder meer een centrum waar mama’s met hun ondervoede kinderen een tijdje kunnen verblijven om weer op kracht te komen. De landbouwmethodes die uitgaan van ons project op de faculteit wetenschappen worden er toegepast. Daar groeien treculiabomen wier vruchten een zegen zijn voor jonge kinderen. Want de gedroogde zaden van die vruchten worden tot bloem gemalen die dan dient om koekjes van te bakken. Zo’n koekje is even voedzaam als een stukje vis of vlees omdat het zoveel eiwitten bevat. We mogen gerust blokletteren: TRECULIAKOEKJES REDDEN KINDERLEVENS. (Herlees het zeer interessante artikel over de Treculia van Jean Pierre Mate in Boyoma nr.10, we kunnen het ook langs e-mail bezorgen).
In januari 2004 bezochten we het centrum dat vroeger geleid werd door de zeer ondernemende Zuster Leocadia, een Indiaanse uit Brazilië. Wat me het eerst in het oog sprong was de naam van mijn geboortestad tegen de muur: Rotary International Roeselare. Een gevoel van trots verwarmde mij… en ’t was al zo heet… De Rotary van Roeselare kan ik verzekeren dat hun steun aan Kisangani zijn nut bewezen heeft.
We werden bij de zusters uitgenodigd in de binnenkoer van hun zeer bescheiden woning. Geen huis met verdiepingen, maar sobere gebouwtjes in vierkant opgetrokken. De zusters, zwart en blank, waren, behalve eentje, niet in nonnenkleren gehuld. Ze waren daarin vrij. Je voelde er een sfeer van vriendschap en dienstbaarheid. Het ging er zeer gezellig aan toe. We dronken gretig het koele maracujasap van de passievrucht dat ze vers hadden uitgeperst. Het deed deugd. Toen vroeg ik naar de vrouw Mirjam Manzekele [1] die bescherming genoot bij de zusters. Ze vertoefde in de "foyer social" waar ze haar laatste jaar naailes volgde. Een Kongolese zuster stond op om haar te halen. Vijf minuten later lagen we in elkanders armen. Eerst ik, dan Magda.
En nu vertel ik het verhaal over Mirjam, een Kongolees meisje dat zo heeft moeten vechten om haar ziekte te overwinnen. Het gebeurde in Kisangani: 1985 of 1986?
Mirjam Manzekele was een mooi tienermeisje dat in de zone Kabondo woonde. Op een dag werd ze ziek, pijn in armen en benen. In het gezondheidscentrum kon men er niet goed aan uit. Men begon te denken aan hysterie? De pijn werd steeds erger. Mirjam verliet de school en bleef thuis. Op het veld kon ze niet werken en ook niet in het huishouden. Steeds moe en knagende pijn in de ledematen die soms wegtrok maar weer terugkwam. Het werd zo erg dat ze niet meer gaan kon en verlamd in bed bleef. Haar familie dacht dat ze behekst was. De zusters die in de buurt woonden waren zeer begaan met het meisje en haar familie. Op een dag was er een Amerikaanse arts in de stad op doorreis. Zuster Leocadia had hem kunnen overtuigen het meisje thuis te komen onderzoeken. Klinisch kon hij enkel een neuritis vaststellen, een ontsteking van verscheidene zenuwen. Hij schreef medicijnen voor en zette zijn reis verder. De geneesmiddelen verzachtten een beetje maar brachten geen genezing.
Een jaar later verschenen plots bij Mirjam tientallen knobbels over gans haar lichaam.
In paniek raadpleegde zuster Leocadia mijn vriend, collega Leo Breughelmans, die in Kabondo de lepradienst leidde. Hij nam een uitstrijkje van het knobbelvocht, kleurde het en bekeek het in de microscoop. De bacillen van Hansen waren er in overvloed te zien. Melaatsheid! Leo bracht het achttienjarig meisje bij mij op dienst waar hospitalisatie voorzien was. Zo iemand had ik nooit eerder gezien: vol knobbels en tegelijk zoveel pijnlijk ontstoken zenuwen. Dit was ongewoon, extreem! De eerste tekenen van lepra zijn gewoonlijk vlekken en knobbels en nadien zenuwletsels. Hier was het omgekeerd. Dokter Charles Kayembe werd er bijgehaald. Nog steeds is het beeld mij bijgebleven. Als was hij haar vader, met zo een zachte tederheid onderzocht hij geduldig het zo zieke meisje. Ook hij was onder de indruk. Zo jong en zo toegetakeld.
Naast de leprostatica (geneesmiddelen tegen lepra) moesten dringend corticosteroïden toegediend worden om de leprareacties te onderdrukken. God lieve deugd, ze werd doodziek! Haar adem stokte en het hart begaf. Vlug werd ze overgebracht naar de universitaire kliniek bij Dr. Kayembe. Het scheelde niet veel. Haar lichaam verdroeg geen corticosteroïden. Enkele dagen later kwam ze weer op mijn dienst terecht waar ze meer dan een jaar verzorgd en behandeld werd. Zenuwontstekingen en pijnlijke knobbels verschenen en verdwenen bij herhalingen. Onder zeer strenge voorwaarden werd Mirjam talidomide (bekend onder de naam softenon) toegediend, het enige medicijn dat één van haar leprareacties onder bedwang kon houden. Stilaan werd ze beter, maar dan kwam er weer een opflakkering van reacties. Ze verbeet haar pijn, was zacht en dankbaar. Nooit opgeven. Met veel geduld leerde ze weer stappen. Iedereen die met Mirjam begaan was koesterde haar. Eindelijk kwam ze weer terug in Kabondo bij haar familie. Haar handen waren zo broos omdat de ziekte het vetweefsel deed verdwijnen. In haar voeten was het gevoel grotendeels verdwenen waardoor kwetsuren vlugger optreden. Maar het gevoel in haar hart is daarentegen toegenomen. Toen we Kongo verlaten hadden is Mirjam via de zusters steeds met ons contact blijven houden.
In januari 2004 zagen we Mirjam springlevend en gelukkig. Ze had leren naaien op de foyer. Twee dagen na ons bezoek bezorgde ze mij een boeboe, een Kongolees gekleurd hemd dat ze zelf genaaid had. Het paste mij als gegoten. Nochtans had ze bij mij nooit de maat genomen; zo op zicht, het hemd gemaakt op de stikmachine van de foyer.
Heb jij geen machine, Mirjam, vroeg ik haar? Daar was ze te arm voor.
Verwijt me geen paternalisme, maar ik voelde het als een plicht de zuster van de foyer het nodige bedrag te geven om in de stad een Singer naaimachine te kopen voor Mirjam.
Zo kan ze bij haar thuis haar eigen naaiatelier beginnen.
Toen Hugo en Manja laatst van Kisangani terugkeerden hadden ze een pakje bij. Een prachtige boeboe met de kentekenen van Kisangani, genaaid door Mirjam.
Onlangs had ik een voordracht over ons project in Gits en had ik die boeboe aangetrokken. Twee aanwezige dames bekeken en betastten mijn Kongolees hemd en vonden het prima genaaid. Ik bloosde en was fier omwille van Mirjam.
Maar elke keer dat een lieve lezeres en trouwe lezer het project van Kisangani steunen voel ik dezelfde fierheid en kleuren mijn wangen. Doet mij maar vaak blozen.
[1] Mirjam Manzekele is een fictieve naam