Enkele maanden terug was ik op een prettig samenzijn van landgenoten die in Burundi verbleven hadden. Daar kwam ik in gesprek met een sympathiek landbouwdeskundige met vele jaren ervaring in Afrika. Hij had in Boyoma gelezen over de rijstteelt door bevloeiing in Kisangani. We hebben deze cultuur met succes toegepast in Ngozi (Burundi), vertelde hij me. Maar een paar jaar nadat we vertrokken waren, bleef er niets meer van over. De boeren waren teruggekeerd naar hun traditionele landbouwmethodes.
Ik voelde zijn scepticisme en zag in zijn ogen de twijfel en een beetje de wens dat het in Kisangani wel zou lukken. Wie ben ik, volslagen leek in tropische landbouw, dat ik een debat zou aangaan over rijstteelt op water. Maar tijdens ons verblijf in Kongo (19 jaar) en in Burundi (4 jaar) heb ik mijn ogen niet gesloten gehouden. Zo zag ik vele projecten, opgestart en begeleid door westerlingen, uitdoven en verdwijnen wanneer ze het project verlaten hadden. Nu, aan analyses daaromtrent waag ik me niet en zeker niet aan verwijten tegenover hen die met zoveel inzet ontwikkeling brachten binnen Kongo en zijn buurlanden Rwanda en Burundi. Zij zijn niet nutteloos geweest.
Maar het tot stand komen van de rijstteelt in Kisangani was en is van die aard dat ze zeer moeilijk kan ophouden te bestaan. De bioloog Hugo Gevaerts heeft daar niet op een dag gezegd: Nu zullen we eens met een speciaal rijstproject beginnen. Neen. Wel zijn de professoren en assistenten van de faculteit wetenschappen, allen oud-leerlingen van Hugo, de ontwerpers en geven ze het voorbeeld van wat aan rurale ontwikkeling gebeuren moet. Ze vragen hem wel raad en financiële hulp. De bioloog Joseph Ulyel Ali Patho heeft in Leuven gedoctoreerd en leidt de rizi-piscicultuur (rijst met visteelt samen). Zijn rechterhand is de landbouwingenieur Bobe Bosengi die in Moskou gestudeerd heeft en stage deed in Israël. Samen met hun studenten zijn ze de rijstcultuur begonnen in de moerassige vallei van Djubu-Djubu rechts van de weg naar Simi-Simi. In 1999 oogstten ze 200 kg rijst en in 2000 1500 kg. De mensen konden er niet naast kijken. Het gevolg was dat burgers in de vallei links van de weg ook met rijstteelt begonnen. Aan de andere kant van de stad, richting Ituri en Lubutu, startte een Kongolese vrouw ook met bevloeide rijst. Ze haalde drie oogsten per jaar en verkocht haar rijst langs de weg. De bevolking spreekt vol lof over deze vrouw. Haar voorbeeld kreeg beetje bij beetje navolging. Zopas las ik in mijn documentatie een klein rapport over de omkadering van zeven gezinnen die in de omgeving begonnen zijn met rijstcultuur op water in 2003. Ze kregen voor 260 kg zaden om in totaal 726 aren te bewerken. Intussen is het aantal gezinnen en ook coöperatieven toegenomen. In Kisangani zijn er geen tekenen te bespeuren die er op wijzen dat de rijstteelt op water zal verdwijnen. Integendeel. Er is zelfs al belangstelling van ver buiten Kisangani om te weten hoe zij dat aanpakken. Onderschat ze niet, de mensen van Kisangani die “Les Boyomais” genoemd worden.
Wat aan rurale ontwikkeling gebeurt in Kisangani is niet ontworpen op een bureel in Europa. Geen westerling heeft er zijn project doorgeduwd. Het zijn oud-studenten van Hugo Gevaerts die toekomstgericht het ruraal gebeuren in een juiste richting duwen. Dit met toenemende resultaten die ontegensprekelijk ten goede komen van de bevolking. Daar is steun voor nodig! Dank aan u allen die zo mild zijn en die dit gebeuren in en rond Kisangani hier in België en daar buiten willen bekend maken. Dat provincies als Limburg en West-Vlaanderen achter dit project staan, doet deugd. Op de faculteit wetenschappen lezen de voortrekkers van de rurale ontwikkeling ook Boyoma (verschijnt tevens in het Frans).
Het gaat niet alleen over rijst. Er is ook de akkerbosbouw met boomgaarden, groenten en bananenteelt, hoenderkweek, varkensteelt en visteelt. Over dat laatste wil ik nog wat kwijt.
Toen Kongo nog een Belgische kolonie was (tot 1960) werd er aan piscicultuur (viskwekerijen) gedaan. Met de onafhankelijkheid verdwenen die activiteiten. Talrijke visvijvers werden ingesloten door broussegewas. Waarom vijvers onderhouden als de vissen te vinden zijn in de talrijke rivieren… Maar op de faculteit wetenschappen dachten biologen in de jaren tachtig daar anders over. De bevolking in de stad groeide steeds aan en het visbestand in de rivieren slonk zienderogen. Het probleem werd bestudeerd. De verwaarloosde vijvers van Ngene Ngene werden terug hersteld. Een zwaar werk waar geen machines bij te pas kwamen omdat er geen waren. Dit nam veel tijd in beslag maar het heeft geleid tot positieve resultaten die zich verder ontwikkelen in stijgende lijn. Eén van de eerste Kongolese biologen die hier een voortrekkersrol had was René Ngongo die nu in Kinshasa verblijft en zeer actief is in de strijd tegen de ontbossing. Toen na zes maanden kweek de visjes volwassen waren liet men de vijver leeglopen. De mensen uit de omtrek keken met grote ogen naar de honderden vissen die door de assistenten in manden werden geworpen. Na een tijdje stopten ze de vangst en lieten de tientallen dorpelingen in de bijna leeggelopen vijver komen waar ze onder groot jolijt nog heel wat vissen in plassen en slijk wisten te vangen. Zo werden nog andere vijvers geledigd.
Dit voorbeeld heeft enkelen doen besluiten ook een vijver te graven. De kweekvisjes konden ze halen op de universiteit. Zo dacht ook Aloïs, een Mokumu uit de streek. Hij had een terrein uitgekozen waar een riviertje liep dat het water zou bezorgen voor zijn vijver. Met veel moed zette hij zich aan het graven en zijn vrouw, Hélène Kitoko, hielp mee. De dromen over honderden vissen die ze later zouden verkopen stimuleerden hun werklust. Hij zou het schoolgeld van zijn kinderen kunnen betalen.
Tijdens het zware labeur beloofde hij zijn vrouw een mooie paan van echte Hollandse wax zoals de vrouw van de gouverneur er een droeg. Voor zichzelf voorzag hij een nieuwe sterke fiets die hij als “toleka” (taxivervoer) kon gebruiken, wat dan weer voor nieuwe inkomsten kon zorgen. De werken vorderden langzaam maar zeker. Aloïs hield van zijn vrouw. Hélène Kitoko, wat mooi betekent, had haar naam niet gestolen. Ze was een rijzige beeldschone vrouw die zich goed verzorgde, werkzaam was en haar kinderen verstandig opvoedde. Na drie maanden was de vijver af en lieten ze hem vol lopen. Duizenden visjes mochten er in opgroeien. Er zwommen eenden wier uitwerpselen zorgden voor algengroei, een lekkernij voor de vissen. Aloïs en Kitoko wensten dat ze reeds zes maanden verder waren. Maar de tijd neemt zijn tijd, niet vlugger maar ook niet trager. Een half jaar later was het zo ver. De grote dag! ’s Morgens heel vroeg liet Aloïs - van de spanning had hij ’s nachts geen oog dicht gedaan - het water lopen. Een vrouw, op weg naar haar veld, had het vijverwater in de beek zien stromen en was op haar passen teruggekeerd om haar man en buren te vertellen dat de vijver van Aloïs aan het leeglopen was. Als een vuurtje werd het nieuws verspreid. Mannen, vrouwen, kinderen, allen kwamen ze kijken. Het water zakte, zakte, zakte en men zag reeds de vissen ongedurig rondzwemmen wat veel commentaar uitlokte. Iedereen zag al zijn vis in de palmolie gebakken, gekruid met pili-pili, peper en ajuin. Je hoorde hier en daar het smakken van de tong tegen het gehemelte. Vrouwen begonnen heupwiegend met zachte hoge stem een ritmisch lied te zingen en de mannen volgden neuriënd. Hoe meer het water zakte hoe luider het gezang toenam en het wiegen in dansen overging. Van zodra het water maar dertig centimeter hoog was en honderden vissen zichtbaar werden begonnen de mensen te schreeuwen en sprongen in het water om de vissen te vangen. Anderen kwamen met emmers en ketels aan. Onder gejuich en getier werd de ganse vijver geplunderd.
Aloïs en Hélène stonden perplex en konden geen woord uiten. De massa was er mee weg. Hun kinderen hadden nog enkele vissen kunnen vangen om vandaag en morgen te verorberen. Het water is van iedereen, de vissen zijn van iedereen. Weg droom, weg geld, weg mooie paan van Hollandse wax, weg fiets…Waar is nu die solidariteit waar we zo fier op waren? Aloïs en Hélène Kitoko waren er kapot van. Maar enkele buren voelden zich ongemakkelijk en de vis gebakken in verse palmolie had niet zo goed gesmaakt. De volgende dag kwam een delegatie met tien levende kippen en twee geiten spijt betonen. Ze zouden het nooit meer doen. Ze smeekten Aloïs te herbeginnen.
Gedurende enkele dagen liet men de zon branden op de lege vijver om de bloedzuigers en ander ongedierte te vernietigen. De vijver werd weer gevuld en de faculteit wetenschappen zorgde voor de kweekvisjes. Het klinkt als een sprookje, maar het is echt gebeurd. Zes maanden later was er de wonderbare visvangst en konden Aloïs en Hélène Kitoko hun vis verkopen.
Wel, namens Aloïs en Kitoko, namens de mensen van Kisangani, mijn vrouw Magda en mezelf wens ik allen die dit lezen een 2006 vol vreugde en vrede.